Voor wie?

kinderen met autisme

Kinderen met autismespectrumstoornissen

Daan maakt weinig oogcontact.

Samen spelen met andere kindjes is moeilijk voor Noa.

Mama overloopt elke dag wat er gaat gebeuren. Dit geeft Sam rust.

Hyperactieve kinderen

Hyperactieve kinderen, kinderen met concentratieproblemen

Sander kan zich niet concentreren.

Mila zit de hele tijd te wiebelen op haar stoel.

spraakstoornis

Kinderen met taal-en spraakstoornissen

Mohammed heeft het moeilijk om zich in het Nederlands uit te drukken: “Ik was slaapt.”

Julie begrijpt vaak niet wat de juf vraagt.

Lucas is voor zijn omgeving moeilijk verstaanbaar: “De jonke ga staks supernel fiete.”

leerstoornis

Kinderen met complexe leerstoornissen

Siebe vraagt: “Schrijf je dat niet zoals je het uitspreekt?”

Letters netjes aan elkaar schrijven lukt niet goed bij Senn.

Fien leest nog steeds de letters apart, voordat ze het hele woord leest.

Nassim blijft blokjes gebruiken bij het rekenen.

motorische stoornis

Kinderen met complexe motorische stoornissen

Yuna reageert heftig op een onverwachte, lichte aanraking.

Veters strikken of knoopjes dichtdoen is lastig voor Thijs.

Amber heeft moeite met het op- en afgaan van de trap.

verstandelijke beperking

Kinderen met een verstandelijke beperking

Liam kan de opdracht niet onthouden en heeft veel herhaling nodig.

Emran heeft meer tijd nodig om een oefening op te lossen.

gedragsstoornis

Kinderen met gedrags-en emotionele stoornissen

Emma voelt zich schuldig wanneer haar ouders gaan scheiden.

Timo wordt heel snel boos.

Lisa wordt gepest op school. Ze voelt zich onzeker.